woensdag, 12 april 2017
Er zijn kinderen die moeite hebben met het aanleren van onder andere lezen en/of het automatiseren van optellen en aftrekken of het onder de knie krijgen van de tafels op de basisschool. Wanneer het lezen echt erg slecht gaat kunnen zij getest worden op dyslexie. Dyslexie is een leerstoornis. Met een heel intensieve behandeling kan gewerkt kan worden aan verbetering. Maar wat te doen als blijkt dat dyslexie niet de oorzaak is? In de zoektocht naar andere oorzaken doemt het fenomeen ‘beelddenken’ op. Bij het doornemen van informatie over beelddenken kan het kwartje vallen: mijn kind is een beelddenker. Waar komt dat begrip ‘beelddenken’ nu eigenlijk vandaan?
Maria Krabbe heeft het woord ‘beelddenken’ in Nederland bekendheid gegeven en het fenomeen uitgebreid onderzocht. Zij heeft in 1929 de ‘compensatiemethode’ ontwikkeld en die twee jaar later gepubliceerd. Dit deed zij naar aanleiding van een jongen die in haar logopedistepraktijk kwam. Deze jongen had leerproblemen. Niemand begreep waarom, want hij was heel intelligent. Daarom hij zat op wat nu het VWO genoemd wordt. Na onderzoek kwam zij erachter dat hij een vorm van woordblindheid had. Er waren (en zijn) relatief veel woordblinde kinderen in Nederland. Maria Krabbe had zich gespecialiseerd in het behandelen van woordblinde kinderen en was voortdurend bezig om haar compensatie-correctie-methode te verfijnen. Van 1931 tot 1951 heeft zij onderzoek gedaan naar beelddenken en woordblindheid. De uitkomsten van haar onderzoek zijn in verschillende artikelen gepubliceerd. Uiteindelijk heeft zij haar bevindingen in het boek ‘Beelddenken en Woordblindheid’ gepubliceerd. Ook heeft zij het ‘Instituut voor het Beelddenken’ opgericht in Den Haag, Van daaruit heeft ze veel kinderen uit Den Haag en de regio geholpen. Zij heeft zich onder andere door het geven van lezingen ook altijd sterk gemaakt om ervoor te zorgen dat lesstof op scholen op een voor beelddenkers begrijpelijke manier zou worden aangeboden.
Maria Krabbe onderscheidde twee groepenmensen: beelddenkers en begripsdenkers. Beelddenkers konden volgens haar hun gedachten als een film voor zich zien. Begripsdenkers noemde zij diegenen die zonder moeite gedachten om konden zetten in begrippen en woorden. Beelddenkers en begripsdenkers vinden het over en weer moeilijk zich in de andere groep te verplaatsen. Als sterke eigenschappen van beelddenkers noemde zij: ‘vindingrijkheid, verbondenheid met anderen, spontaniteit, eigen kijk op situaties en een originele, onverwachte visie’. Ook noemde zij ‘beeldend kunnen vertellen, toegankelijkheid voor beeldspraak en gelijkenissen, een goed oriënteringsvermogen en een goed oplossingsvermogen’. Met betrekking tot begripsdenkers noemde zij als sterke eigenschappen: ‘het onthouden van namen bij personen, straten, enz., het kennen van vreemde woorden, het leren van ‘dode’ dingen, automatiseren, analytisch- en abstractievermogen, nakomen van afspraken en goed kunnen plannen’. Zij zag het beelddenken en het begripsdenken als twee manieren van denken, die ieder mens in principe in zich heeft. Bij de een heeft het beelddenken echter de voorkeur en bij een ander het begripsdenken. Zij merkte op dat het beelddenken zich kon laten zien in woordblindheid op school, maar dat dit niet altijd het geval was.
Woordblindheid, dat we tegenwoordig dyslexie noemen, is een hardnekkig probleem dat het leren lezen, schrijven en spellen op school in de weg staat. Het woord ‘woordblindheid’ suggereerde een lichamelijk probleem met het zien dat het lezen in de weg stond. Maria Krabbe veranderde dit in een ‘psychische blindheid voor geschreven teksten’. Zij onderscheidde na jarenlange ervaring verschillende vormen en ernst van woordblindheid. Beelddenkende woordblinde kinderen vonden het lastig om een verband te zien tussen de letter w en de klank ervan. Ook begrepen zij vaak niet waarom iets veranderde wanneer het bijvoorbeeld ondersteboven lag: een schaar bleef een schaar, maar de b, d, p en q werden ineens iets anders wanneer ze ondersteboven stonden. Daarbij vonden beelddenkende woordblinde kinderen het lastig om woorden op te delen in letters en te verklanken, of uit de klanken de verschillende letters te halen en op te schrijven. Zij signaleerde tevens dat bij bijvoorbeeld het horen van het woord ‘bok’ er een beeld kon ontstaan van een geit, waardoor het woord ‘geit’ dan werd opgeschreven bij een dictee. Bovendien werden hoofdletters en leestekens niet gebruikt. Bij het lezen nam zij het radend lezen waar.
Bij alle vakken op school is het lezen belangrijk en hebben woordblinde kinderen last van het niet goed en vloeiend kunnen lezen. Bij dingen als werkwoordtijden zoals onvoltooid verleden tijd en dergelijke hebben ze geen beeld. Bij het leren van vreemde talen zag zij dat het woordblinde beelddenkers niet lukte om losse woordjes (zonder verband met elkaar) uit het hoofd te leren. Bovendien constateerde zij problemen bij het automatiseren van optellen, aftrekken en de tafels, met name wanneer er geen duidelijk inzicht werd gegeven van wat er gedaan werd. Niet al deze problemen hoefden in even grote mate en tegelijkertijd op te treden.
Destijds was de methode om woorden niet als losse letters maar als gehele woorden te herkennen populair. Deze manier van lezen vroeg echter dat het kind vanuit het woordbeeld de losse letters kon onderkennen. Alleen was het zien van de losse letters juist iets waar beelddenkers zwak in zijn. De compensatie-correctie-methode die Maria Krabbe ontwikkeld heeft was gericht op het leren analyseren van het gehele woord zonder dat het als geheel verloren ging en bestond uit drie delen. Het eerste deel, de compensatie-methode, was in spraak en taalgericht op het vervangen van iets waarin een kind slecht is door iets waar een kind goed in is. Dat kon bijvoorbeeld het vervangen van een geschreven woord door een gesproken woord zijn, dat precies zo werd geschreven als het werd uitgesproken. Het woord werd tegelijkertijd tijdens het opschrijven uitgesproken. Het tweede deel was de correctie-methode. In deze fase werd het woord dat geschreven moest worden eerst door het kind zelf in gedachten gevormd, in de lucht gezien en tenslotte opgelezen. Het derde deel was het bewust gebruik maken van het beelddenken door bijvoorbeeld spellingsregels te visualiseren.
Beelddenken wordt al bijna een eeuw (h)erkend. Er waren beelddenkende kinderen die ook woordblind waren, maar niet alle woordblinde kinderen waren beelddenkers. Maria Krabbe heeft de compensatie-correctie-methode ontwikkeld om beelddenkende, woordblinde kinderen te helpen. Zij heeft zich ingezet voor het aanbieden van lesstof op een manier die voor beelddenkers toegankelijk is. Sindsdien is er veel veranderd in het onderwijs in Nederland, maar jammer genoeg wordt de lesstof nog niet (altijd) aangeboden op een voor beelddenkers toegankelijke manier.
© De Beelddenker, Caroline Wiebenga. Wil je (een deel van) dit artikel gebruiken dan mag dat zonder toestemming door een link naar deze pagina te plaatsen. In alle andere gevallen graag vooraf overleg.
Geïnteresseerd in de training Studievaardigheden – leren leren waarin het omzetten van lesstof voor begripsdenkers naar materiaal voor beelddenkers wordt aangeleerd? Klik hier.
Uw kind op de basisschool? Moeite met lezen? Bel mij: 06 34 203 503. Misschien kan ik helpen.
Doe de test ‘Is mijn kind een beelddenker’ hier.
Krabbe, M. J. (1951). Beelddenken en woordblindheid. Rotterdam, W. L. & J. Brusse’s Uitgeversmij N.V.
Krabbe, M. J. (1954). Beelddenken en woordblindheid. Wekelijkse Studiereeks Stichting IVIO: Actuele Onderwerpen, 49. Amsterdam: IVIO.